Onderwijsprogramma

Leerlingen krijgen vakken als Nederlandse taal en communicatie, rekenen, mens en maatschappij, burgerschap, creatieve vakken en sport. Daarnaast besteden we speciale aandacht aan de sociaal-­emotionele ontwikkeling en het gedrag van onze leerlingen. Dit doen we met een aangepast onderwijsprogramma en methoden voor de leerroutes 1 tot en met 5. De leerstof is afgestemd op de leerroute en is gericht op het uitstroomprofiel dagbesteding of (beschutte) arbeid.

Het directe instructiemodel DIM

Het directe instructie model is opgebouwd in fases, die elke les opnieuw worden doorlopen. Het model heeft daarmee een cyclisch karakter, waarbij een nieuwe les voortbouwt op een vorige les.

Er zijn verschillende fases;
• Terugblik op de vorige les en oriëntatie op het onderwerp.
• Presentatie en uitleg van de lesstof.
• Begeleid ‘inoefenen’ van het aangeleerde.
• Zelfstandige verwerking, met eventueel een verlengde instructie voor de leerlingen die nog moeite hebben met de lesstof.
• Afronding, met een terugblik dan wel evaluatie.

Drie fases

Het onderwijsprogramma bestaat uit drie fases: de brede vormingsfase, oriëntatiefase en transitiefase. Er wordt met de leerlingen gewerkt aan cognitieve vaardigheden, zelfredzaamheid, sociaal- emotionele ontwikke-ling, zelfinzicht en arbeidsvaardigheden.

Onderbouw
Fase 1: Brede vormingsfase (12 – 14 jaar)

Vanaf de onderbouw zitten leerlingen met hetzelfde uitstroomprofiel zoveel mogelijk bij elkaar in een groep. Het onderwijs heeft een brede vormingsbasis en sluit aan op waar de leerling op de vorige school gebleven is. Het aanbod bestaat uit theoretische vakken en praktijkvakken. De leerling leert door te doen waarbij motivatie belangrijk is. We creëren in de onderbouw mogelijkheden om te wisselen of schakelen tussen de twee uit-stroomprofielen. In de onderbouw ligt de nadruk op basisvakken als Nederlands, Engels, wiskunde en sociale vaardigheden. De praktijkvakken zijn bedoeld ter kennismaking. Leerlingen met uitstroomprofiel arbeid doen in het tweede jaar van de onderbouw al een interne stage.

Middenbouw
Fase 2: Oriëntatiefase (14 – 16 jaar)

In de middenbouw worden de stages steeds belangrijker. Steeds meer lijkt de leeromgeving op een realistische werkomgeving. Leerlingen lopen ook stage binnen de school. De woensdag, donderdag en vrijdag zijn lesdagen, de maandag en dinsdag zijn vaste stagedagen (intern of extern). Omdat leerlingen meer op stage zijn neemt het aantal theorievakken af. De middenbouwfase is oriënterend: de leerling krijgt zicht op wat bij hem past. In deze fase nemen we ook de eerste beroepsinteressetest af. Leerlingen kiezen bovendien uit een van de vijf praktijkroutes die we op onze school aanbieden: groen, hout, metaal, consumptief of verzorging.

Bovenbouw
Fase 3: Transitiefase (16 – 18/20 jaar)

De leerling loopt in deze fase twee of meer dagen per week stage en komt op maandag en dinsdag naar school om onderwijs te volgen. Op school ligt de nadruk op het ontwikkelen van algemene competenties om te functioneren in een dagactiviteiten­centrum of op de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn als werknemer in het bedrijfsleven. De werkervaringen en resultaten worden vastgelegd. In de bovenbouw bekijken we daar-naast of de leerling de juiste richting heeft gekozen. De ondersteuningsbehoefte en de uitstroomrichting wor-den goed in beeld gebracht. Samen met de mentor coördineert de stagebegeleider het uitstroomtraject.

Nu & Later gesprekken

Als leerlingen de overstap maken naar de volgende bouw ontvangen zij en hun ouders een uitnodiging voor een Nu & Later gesprek. Zij praten met de Commissie voor de Begeleiding over onderwijs, stage, wonen, werk, vrije tijd, burgerschap en indicaties. Zo maken we het traject richting uitstroom concreet. De begrippen ‘passie, plezier en prestatie’ staan tijdens deze gesprekken centraal. In het laatste schooljaar organiseren wij het uitstroomgesprek met de leerling, ouders, groepsleiding, stagebegeleider en betrokkenen.